De voormetrieke periode betreft in Nederland de periode tot 01-01-1820. Tot die datum was het ijkwezen plaatselijk en regionaal georganiseerd. Vanaf 01-01-1820 werd in ons land het metrieke stelsel en het landelijke ijkwezen ingevoerd. Het daadwerkelijk ijken van metrieke maten en gewichten begon echter pas in maart 1820. In het begin van 1820 zijn er om die reden, in afwijking van de geldende wet- en regelgeving, sporadisch nog wel voormetrieke gewichten door het plaatselijke ijkwezen met voormetrieke ijkmerken geijkt. Vóór 01-01-1820 kenden gewichten met een massa lichter dan 1 pond gewoonlijk geen opschrift, dit met uitzondering van de onderdelen van voormetrieke sluitgewichten, de engelsen, karaatgewichten, medicinale gewichten en de allerkleinste gewichten, de fracties. Vanaf 1820 werden gewichten van een opschrift/massa-aanduiding voorzien.
Massa’s van de diverse gewichtenstelsels In de voormetrieke periode werden de in de koophandel gebruikte gewichten afgeleid van plaatselijke en regionale gewichtsstandaarden. Die waren in grote lijnen terug te voeren op de in de onderstaande tabel vermelde massa-eenheden.
Kleine verschillen in het zogenaamde Keuls gewicht of bijzonderheden, zoals waagponden, worden hier niet vermeld.